Tijdens de MasterLab “de Ontvangst van de Ander” van Tom, kwamen we te spreken over filters en gewoontes. In mijn proefschrift zal ik uitgebreid in gaan op de werking van zogenaamde “adaptieve sjabloonfilters“. Ik vermoed dat onze hersenen het geheugen vormen van wat in de techniek een Kallman (de uitvinder) of een sjabloonfilter (de analogie) heet. Deze filters zijn uitermate geschikt om (zwakke) signalen te detecteren uit een signaal wat voornamelijk uit “ruis” bestaat. Daarbij passen de filters zich aan aan de aangeboden patronen. In het kort komt het erop neer dat de zintuiglijk input merendeels wordt gereduceerd – op een intelligente wijze – tot dat wat zinvol lijkt op dat moment. Dit ook volgens Kalmanfilters, die “ingebouwd” zitten in de zenuwbanen en de tussen liggende cellen. Deze gereduceerde input wordt vergeleken met “patronen”, of “sjablone” tot “herkenningen”. Dit zijn actieve, elkaar beïnvloedende processen, niet een simpel ja of nee of een cluster van cellen die “mama” of “papa” herkennen (nou ja, die misschien weer wel). Uit die vergelijking volgt een verschilsignaal, waarover we kunnen voelen (voelt goed, neutraal, niet goed) of wat we bedenken (actie, reactie of reflectie). De sjablonen ervaren we als “intuïties”, ik dacht al zo iets, ik voelde het al, … . De manier waarop het biotechnisch werkt beschrijf ik ook in mijn proefschrift: het zijn zogenaamde actractorvelden van hersenactiviteit. Onze hersenpaden zijn zo geconfigureerd, dat ze in korte tijd leiden tot zichzelf bevestigende feedback loops, die “oplichten” wanneer we iets “snappen”. Hier ga ik in op de adaptieve sjabloonfilters.
Alles wat we waarnemen, nemen we waar met onze zintuigen en onze intuïtie. Intuïtie, in mijn optiek, en zintuigen, vormen één geheel bij waarnemen, alleen kunnen we ze niet allebei tegelijkertijd gebruiken. We moeten steeds kiezen: vertrouwen we de waarnemingen van onze zintuigen of onze intuïtie (veel mensen noemen intuïtie “gevoel”, maar ik denk dat dat een begrijpelijk misverstand is, ik kom daar later op terug). Omdat we gewoontes vormen, staat bij de één – de meeste mensen overigens – de gewoonte van de zintuiglijke gewaarwording voorop en bij een ander de intuïtie. Wat we waarnemen met de zintuigen vergelijken we met onze intuïtie – zintuiglijk waarnemen gaat van buiten naar binnen -; terwijl we wat we waarnemen met onze intuïtie vergelijken met de zintuigen – intuïtie werkt van binnen naar buiten. Ik vergelijk het wel eens met een stempel. De stempel stempelt een afbeelding op een paspoort, terwijl de afbeelding van de stempel – die we ook stempel noemen – op het paspoort blijft staan. Indrukken komen van buiten en het stempel van de intuïtie “staat”. Een merkbare verschil hier tussen, tussen de zintuiglijke waarneming en de intuïtie, dat is waar we over nadenken of een gevoel over krijgen.
Mensen zijn gewoontedieren. We wonen in gewoontes. Intuïtie en zintuigen als reuk, tong, oren, oog en lichaam filteren de informatie die op ons afkomt. Mensen die bijvoorbeeld niet of moeilijk in staat zijn te filteren noemen we autistisch. Het overweldigende aanbod maakt dat ze zich afsluiten om zichzelf te beschermen. Aan de andere kant kunnen we ook trainen in proeven, luisteren, zien. We leren bepaalde gewoontes. Je “ziet” wat je wilt zien en je “hoort” wat je wilt horen (een liedje van Nilsson, uit “The Point!“). De filters en gewoontes hebben we zelf gevormd. We hebben leren zien, horen, proeven. We hebben geleerd welke houding, welk gebaar bij welke uitdrukking hoort. Daarom, denk ik dan, noemen we het uitdrukking.
Hoe werkt een adaptief sjabloon of Kallmanfilter? Een filter vergelijkt binnenkomend signalen, vaak met veel ruis (via de zintuigen) met een beschikbaar patroon, sjabloon, gewoonte (als een soort intuïtie) en geeft een signaal af wanneer er een match is – snapje – en wanneer er een afwijking is. Er is een subtiele afweging tussen sjabloon en afwijking van het sjabloon of patroon die de relevante informatie bevat. Een grote afwijking zal een sterkere reactie opwekken. Ook kan een afwijking, zeker wanneer deze steeds terugkomt, tot een bijstelling van het patroon en dus van het filter leiden. Een systeem met een sjabloonfilter kan het gedrag aanpassen. Een dergelijk filter bevat altijd een geheugen.
Levende wezens hebben geheugen, geheugen dat leert eb getraind kan worden en zich kan aanpassen. Bij geheugen denken we aan “brein”, maar dat is maar één vorm van geheugen. Ook RNA, DNA – de erfelijke code in celkernen -, de structuur en werking van eiwitten, de vorm, binnen en buitenkant van cellen zijn ook een vorm van “geheugen”. Brein is een soort gespecialiseerde vorm van geheugen. Met ons brein kunnen we denken, maar vergeet niet dat een hoofd zonder lichaam niet kan, niet kan denken noch doen. Het is zoals Ambrose Bierce, in The Devil’s Dictionary schreef: An apparatus with which we think we think. Een geheugen is een noodzakelijke en voldoende voorwaarde voor een complex adaptief systeem, blijkt uit systeemtheorie. In dat geval zal het geheugen de complexiteit van de omgeving reflecteren. Nogmaals, dat is niet alleen het brein, maar het hele lichaam.
Geheugen herhalen gedrag, letterlijk en figuurlijk: het is gedrag wat opnieuw gehaald wordt. Levende systemen gedragen zich als sjabloonfilters: ze passen zich aan aan de omgeving. Het blijkt zelfs dat wanneer bacteriën onder stress komen te staan – bij te weinig voedsel, teveel licht – of te weinig -, te warm – of te koud, ze sneller evolueren. Het herhaalmechanisme maakt meer fouten, alsof het probeert tot nieuwe, beter passende patronen te komen. Howard Bloom noemt de gezamenlijke bacteriemassa “The Global Brain“.
Sjabloonfilters werken als de oorspronkelijke betekenis van symbolen. Het woord Griekse symbool bestaat uit twee delen: sym- en (o)bole. Een Obool was een munt, zoals een stuiver of een cent. Wanneer er in het oude Griekenland behoefte was om (later) de echtheid van een boodschap te garanderen, gaf men de helft van in tweeën gebroken obool mee aan, bijvoorbeeld, een generaal. Later gaf men de andere helft mee aan de koerier met de boodschap. Alleen de echte koerier bracht de passende helft mee, het sym-bool. We kennen sym- in symmetrie. Het sjabloonfilter doet ook zoiets: met de boodschap komt een patroon mee dat vergeleken wordt met een eerder opgeslagen patroon – de term priming schiet in dit verband te binnen. Alleen bij het herkende patroon hoort de boodschap.